Taxon

Herkenning
32 cm. Verschilt van tortelduif door iets groter formaat, smalle zwarte halsband aan achterzijde van nek en andere kleur. Bovendelen egaal bleek grauw- tot grijsbruin; in vlucht blauwgrijze schouders; kop en onderdelen lichter en grijzer, met enigszins roze tint, men name op borst. Staart met wit op buitenste staartpennen. Van onder af gezien, zowel in zit als in vlucht, kenmerkend patroon op staart van brede witte achterrand en donkere basale helft. Ogen rood.

Verspreiding en voorkomen
Komt voor in Centraal-Amerika, Verenigd Koninkrijk, Europa tot met Centraal-Azië. Is standvogel. In Nederland talrijke broedvogel, jaarrond aanwezig.

Biotopen
Open bosgebieden en parken, meestal nabij menselijke nederzettingen. Ook in steden.

Voedsel
Voornamelijk zaden en groene planten. Ook af en toe ongewervelden.

Eieren
Eieren in legsel 2. Buikig. Glad en tamelijk glanzend. Wit. Formaat 30,1 x 23,2 mm.

Geluiden
Gezang een diep drielettergrepig 'koe-koe-koeoe', met klemtoon op tweede lettergreep. In vlucht een merkwaardig nasaal geluid.