Taxon

Herkenning
14 cm. Wordt eerder gehoord dan gezien. Robuuste, ronde, donker kastanjebruine zanger. Witte wenkbrauwstreep, grijze wangen en borstzijden, korte ronde vleugels en sterk afgeronde staart. Onderdelen grijsachtig wit, flanken enigszins rossig. Wipt vaak met staart en vleugels en steekt staart vaak omhoog, als een grote winterkoning. Niet schuw maar moeilijk te zien door verborgen leefwijze.

Verspreiding en voorkomen
Broedvogel in grote delen van Centraal-Azië en tussen de Zwarte en de Kaspische Zee. Standvogel in Zuidwest- en Zuid-Europa, Noordwest-Afrika en van Turkije en Jordanië tot in Kirgizië. Wintergast in verschillende gebieden in Zuidwest- en Zuid-Azië en Tunesië. In Nederland een schaarse broedvogel, wegtrekkend.

Biotopen
In de buurt van water in dicht struikgewas of bij weelderige begroeide sloten. Mijdt eenvormige rietvelden.

Voedsel
Insecten, bessen en mogelijk zaden.

Eieren
Aantal eieren in legsel meestal 4, soms 3-5. Buikig. Glad en glanzend. Helder kastanjebruin tot diep steenrood, soms tot lichtere en doffere purperroze of diep roodbruine tinten. Hebben soms een opvallende band van donkere kleur aan de stompe pool. Formaat 18 x 13,9 mm.

Geluiden
Roep 'plut', 'tsie', 'tsik'. Zang een karakteristieke, explosieve korte frase: 'tsjie tsjewie tsjewieoe'. Zingt het gehele jaar.